Inleiding

De mate waarin de zorgsector erin slaagt om succesvol te kunnen samen, zal voor een groot deel de toekomst van ons zorgstelsel bepalen. Alle spelers hebben daarom een uitdaging zich te bekwamen in ‘de kunst van het samen werken’. Boeiend in dit verband is het recente rapport van Significant Public over drie experimenten over domeinoverstijgende samenwerking binnen de ouderenzorg.

Zorgstelsel niet ingericht op samenwerken

Het zorgstelsel in Nederland is ingericht in een aantal domeinen: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Elk domein kent primair verantwoordelijke organisaties: gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren. Over het algemeen werken deze wetten goed, maar voor mensen met een zorgbehoefte die één wet overstijgt ontstaan fricties. Deze wetten zijn namelijk niet grenzeloos ontworpen, in tegendeel. Deze wetten kennen (financiële) schotten, waardoor integrale zorgverlening moeilijk is. Deze schotten versterken de inefficiency en werken kostenverhogend.

Drie experimenten

Drie gemeenten – ieder met een eigen aanpak – hebben een experiment uitgevoerd met als uitdaging om domeinoverstijgend samen te werken bij het integraal organiseren van de zorg en ondersteuning voor kwetsbare burgers. De doelgroep betreft kwetsbare ouderen met gecombineerde klachten van lichamelijke, psychische en cognitieve aard, op het gebied van mobiliteit en in het sociale netwerk.

Concreet zijn de experimenten gericht om kwetsbare ouderen zo lang mogelijk het leven te laten leiden die zij wensen; in vele gevallen betekent dit zo lang mogelijk veilig thuis wonen. Daarnaast is het doel dat het zorggebruik afneemt, omdat voor langere tijd duurdere vormen van zorg worden voorkomen of uitgesteld, en minder kostbare vormen van zorg en ondersteuning worden ingezet. Het bijzondere van de experimenten is dat deze worden uitgevoerd met de inzet van alle middelen vanuit de drie financieringsdomeinen.

In opdracht van het ministerie van VWS heeft Significant Public de experimenten geëvalueerd. Er is naar de kwalitatieve en de kwantitatieve effecten gekeken. Daarnaast is gerapporteerd over de ervaringen van cliënten, hun naasten en zorgprofessionals.

Kernpunten

Hoewel elk experiment afzonderlijk is uitgevoerd, zijn er gemeenschappelijke aspecten. Het gaat in geen van drie experimenten simpelweg om het aanpassen van enkele werkprocessen. Het gaat juist om een transformatie in de manier van kijken, denken en doen van de betrokken partijen. Doorslaggevend is het voelen van en willen werken aan de gezamenlijke opgave om de grenzen van de verschillende domeinen te overstijgen, in het belang van de cliënt. De cliënt staat centraal.

Alle experimenten kennen de rol en doorzettingsmacht van een centrale regisseur (de leefcoach, arrangeur of ‘maotwarker’). Deze functionaris maakt het verschil. Deze krijgt de ruimte en de tijd om aan de voorkant in investeren in het gesprek met de cliënt en diens naaste(n) over wat nodig is. Deze centrale regisseur heeft in aanvulling op de indicatiestelling voor de Zvw, het mandaat om te indiceren voor de Wmo.

De evaluatie leert dat domeinoverstijgend gaan samenwerken veranderkundig een behoorlijke uitdaging is. Nodig is bestuurders met visie, een gemeenschappelijk aanpak en mindset, het investeren in de onderlinge samenwerking en het leren kennen en begrijpen van elkaars werelden. De kunst is dit voor een langere tijd vol te houden. Want succes komt niet snel. Het is belangrijk om visie en opgave consistent door te vertalen naar de uitvoeringspraktijk waar de transformatie daadwerkelijk vorm moet krijgen.

Effecten

Domeinoverstijgend samenwerken heeft positieve effecten.

Kwalitatief:

  1. op positieve wijze wordt bijgedragen aan de kwaliteit van leven van cliënten en hun naasten. Dankzij de regisseur voelen zij zich ontlast omdat zij erop kunnen vertrouwen dat de zorg geregeld wordt. Het hebben van een centraal aanspreekpunt en langer veilig thuis kunnen wonen is positief;
  2. ook zorgprofessionals ervaren positieve effecten. Zij ervaren een beter beeld van de cliënt, waardoor zij beter in staat zijn om tijdig in te spelen om wensen en behoeften.

Kwantitatief: domeinoverstijgend samenwerken leidt tot hogere uitgaven in de Wmo en Zvw en tot lagere uitgaven in de Wlz. Door langer thuis te wonen worden hogere zorgkosten van opname in een zorginstelling voorkomen of wordt met gemiddeld acht maanden uitgesteld. Op basis van berekeningen wordt geschat dat de hogere kosten in de Wmo gemiddeld € 5.000 per cliënt bedragen, en in de Zvw gemiddeld € 6.400 per cliënt. Daar staat tegenover lagere kosten in de Wlz; de schatting is een verschil van € 38.400 per cliënt.  

Randvoorwaarden voor succes

Vooropgesteld dat de evaluatie uitwijst dat succesvol domeinoverstijgend samenwerken geen simpele taak is. Het is geen project dat eenvoudig gerealiseerd wordt. Het vraagt om transformatie, en een organisatie die bekwaam is.

Van belang is dat partijen elkaar leren vertrouwen. Daar is tijd voor nodig en de bereidheid om écht met elkaar samen te werken. Het kost behoorlijk wat inspanning om over en weer elkaars werelden te leren kennen en begrijpen. Maar vooral door deze investering kan domeinoverstijgend samenwerken succesvol zijn.

Doorslaggevend is dat gemeenten en zorgaanbieders erop kunnen vertrouwen dat ook zij delen in de financiële baten die vooral in de Wlz terecht komen. Zodat zij een compensatie krijgen voor de extra lasten vanuit de Wmo en Zvw. Hier moeten partijen in de regio samenwerkingsafspraken over maken.

Henry Goverde