Inleiding

Eind 2019 heeft de IGJ haar rapport gepubliceerd naar aanleiding van het onderzoek – in samenwerking met de NZa – naar (de mate van) goed bestuur bij DeSeizoenen B.V. DeSeizoenen is een antroposofische zorginstelling voor gehandicapten en is onlangs kritisch in het nieuws geweest doordat er twijfels waren over de wijze van het financieren van de zorginstelling door haar aandeelhouders.

De IGJ heeft onderzoek uitgevoerd naar bestuurlijke en financiële randvoorwaarden voor het leveren van kwalitatief goede en veilige zorg. Het onderzoek concentreerde zich op de door DeSeizoenen, als onderdeel van de WW Zorg Groep,  gehanteerde dienstenconstructie. Zustermaatschappijen binnen WW Zorg Groep verleende aan DeSeizoenen diensten en ondersteuning tegen vergoedingen. Het onderzoek van de IGJ richtte zich op de vraag of er bij DeSeizoenen sprake was van voldoende bestuurlijke en financiële randvoorwaarden voor het leveren van goede zorg. Zo moet er sprake zijn van een transparante en ordelijke bedrijfsvoering waarbij onder andere inkomsten en uitgaven herleidbaar zijn naar bron en bestemming. Ook dient De Seizoenen het verbod op winstoogmerk na te leven en moet de in- en externe verantwoording op orde zijn. Het IGJ hanteert als uitgangspunt dat wanneer bestuurlijke en financiële randvoorwaarden niet op orde zijn, dit een risico kan vormen voor het leveren van kwalitatief goede en veilige zorg.

Hieronder een korte uiteenzetting van de belangrijkste bevindingen van de IGJ met een overzicht van wat uit dit onderzoek valt te leren over het voldoen aan ‘goed bestuur’

Wettelijk kader

De rechtsgrondslag voor het onderzoek van de IGJ is gebaseerd op de volgende wet- en regelgeving:

  • WTZi (Wet Toezicht Zorginstellingen);
  • Uitvoeringsbesluit WTZi;
  • Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg);
  • Wlz (Wet langdurige zorg).

Daarnaast bestaat het onderzoekkader onder meer uit de Governancecode Zorg 2017.[1]

Bevindingen IGJ

  1. Belangenverstrengeling: zorginstellingen dienen (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen. Gedurende twee jaar was de financieel directeur van DeSeizoenen tevens bestuurder van een dienstverlenende zustermaatschappij en medeaandeelhouder van WW Zorg Groep. De algemeen directeur van DeSeizoenen maakte tevens deel uit van de directie van de zustermaatschappij.

    De IGJ concludeert dat er sprake is geweest van een (schijn van) belangenverstrengeling als bedoeld in de Governancecodes 2010 en 2017. Dit wordt gebaseerd op de verschillende belangen die de bestuurders diende te behartigen vanuit de functies die zij bekleden.

    Uit het rapport kan worden afgeleid dat de IGJ op zoek gaat naar motieven die mogelijkerwijs een rol hebben gespeeld bij het benoemen van deze functionarissen. Met name spelen de notulen van bestuursvergaderingen en de vergaderingen van de raad van commissarissen hierin een belangrijke rol. De IGJ concludeert ná het lezen van deze notulen dat ‘bij de keuze voor deze bestuurlijke samenstelling geen afweging van belangen heeft plaats gevonden, of dat er naar alternatieven is gekeken, of dat onafhankelijke deskundigen zijn ingeschakeld of dat er binnen de RvC en/of met de directie hierover is gediscussieerd’. Hierdoor heeft de RvC bij de besluitvorming over de dubbelrollen van de bestuurders de maatschappelijke doelstelling van de zorgorganisatie onvoldoende betrokken.

  2. Verbod op winstuitkering: zorginstellingen mogen winst maken, maar ingevolge artikel 5, lid 2, WTZi mogen zij winst niet uitkeren. DeSeizoenen had met haar zustermaatschappij geldleningsovereenkomsten en een rekeningcourant verhouding. De IGJ concludeert dat DeSeizoenen het verbod op winstuitkering niet heeft overtreden, ook niet middellijk via onderlinge overeenkomsten met zustermaatschappijen.

    De dienstverlening tussen DeSeizoenen en haar zustermaatschappijen zijn niet schriftelijk vastgelegd en daardoor niet goed controleerbaar. Hierdoor heeft DeSeizoenen artikel 9, lid 1, sub b WTZi, artikel 5.3 Governancecode Zorg en artikel 3.1 Zorgbrede Governancecode overtreden (het beschikken over een beheerste bedrijfsvoering). Het is daarom volgens IGJ terecht dat de onderlinge constructie binnen de groep waartoe DeSeizoenen behoort is teruggedraaid.

  3. Randvoorwaarden voor het leveren van goede zorg: zorginstellingen dienen onder meer door middel van hun jaarrekeningen voldoende inzicht te geven in de financiële gevolgen van de bedrijfsvoering.[2] De bedrijfsvoering moet op orde zijn om goede zorg te kunnen leveren.[3] Financiële verslaglegging dient hierin inzicht te geven.


De IGJ is kritisch over de wijze waarop DeSeizoenen haar (financiële) transacties had vastgelegd met haar zustermaatschappijen. Hierdoor ontstond onvoldoende inzicht in de gevolgen voor de bedrijfsvoering.

Lessons learned

Spanningen ontstaan wanneer binnen een groep van maatschappijen één of enkele groepsmaatschappijen onder een wettelijke regime vallen voor het uitoefenen van hun onderneming. Er ontstaat binnen de groep een tweedeling. Sommige maatschappijen dienen aan doorgaans strengere voorwaarden te voldoen om hun activiteiten uit te oefenen. Sterker nog, een derde – de wettelijke toezichthouder – beoordeelt of deze maatschappijen een ‘license to operate krijgen’ of deze behouden.

De verantwoordelijke bestuurders en interne toezichthouders dienen extra alert te zijn op deze tweedeling. Met name het risico van belangenverstrengeling ligt op de loer. Dit risico speelt altijd binnen groepsmaatschappijen. Maar binnen een groep zonder wettelijk regime opereren alle groepsmaatschappijen binnen hetzelfde toezichtskader. Dit is anders wanneer enkele groepsmaatschappijen vallen onder een wettelijke regime. Men moet in dat geval extra alert zijn het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling. Ook wanneer een constructie financieel of strikt juridisch geoorloofd zou zijn kan het voorkomen dat partijen (onbedoeld) de schijn van belangenverstrengeling creëren.

Vooral raden van toezicht of commissarissen dienen hiervoor alert te zijn. Het zou daarom goed zijn dat voorgestelde high finance of structured constructies getoetst worden aan het criterium ‘hoe denkt de buitenwereld hierover’. In dat geval, wanneer de voorgestelde constructie tóch de voorkeur verdient, dient de zorginstelling expliciet toe te lichten waarom voor deze constructie is gekozen en hoe belangenverstrengeling wordt voorkomen of vermeden. De interne toezichthouder dient gemotiveerd toe te lichten hoe toezicht op deze constructie inhoud krijgt en dient hierover periodiek in het jaarverslag te rapporteren.

Het is onmogelijk naar mijn mening om adequaat toezicht uit te oefenen wanneer de verhoudingen en transacties tussen groepsmaatschappijen niet schriftelijk zijn vastgelegd. Ook het bestaan van persoonlijke unies tussen bestuurders en commissarissen dient kritisch te worden beoordeel en moet zoveel als mogelijk worden voorkomen.

Henry Goverde

Telefoon: 06 5315 3456

E-mail: henry.goverde.wsc@gmail.com


[1]. Verder ook het Kader “Toezicht op Goed Bestuur” IGZ-NZa 2016, de Zorgbrede Governancecode 2010, de Regeling Verslaglegging WTZi en Richtlijn RJ 655.

[2]. Artikel 15 WTZi, artikel 3, sub a en artikel 8a Regeling verslaggeving WTZi en Richtlijnen RJ 655.

[3]. Artikel 3 Wkkgz.